Pensioentips (tot 2025)

1. Geen pensioen zonder ontslag

Vandaag ligt de wettelijke pensioenleeftijd op 65 jaar (66 in 2025, 67 in 2030). Dan mág je met pensioen, ongeacht hoe lang je hebt gewerkt. Maar in de privésector móet je niet met pensioen. Daarom moet je, voor je stopt, je arbeidsovereenkomst beëindigen. Je kan zelf je ontslag geven of je werkgever kan dat doen, mits een opzeggingstermijn van 26 weken. Meestal gebeurt het ontslag in onderling overleg.

2. Loon telt mee, tot een plafond

Elk jaar dat je werkt, bouw je een stukje van je werknemerspensioen op. Het jaarloon dat je verdiende wordt daarbij geherwaardeerd, maar ook begrensd. De loongrens ligt dit jaar 2,38% hoger dan in 2020 (tegen 2024 is er een verhoging van 9,86%), wat meer is dan een normale indexering. Van dit bedrag wordt dan 60% genomen.

3. Alle gewerkte jaren tellen mee

Ga je als werknemer op 65 met pensioen, dan tellen alle gewerkte jaren mee, ongeacht hoeveel dagen je in elk jaar hebt gewerkt. Maar wil je vroeger met pensioen (voor 65 jaar), dan telt een jaar pas mee als je minstens 1/3 hebt gewerkt van een voltijdse kracht in jouw bedrijf. Vandaag moet je dus 42 jaar hebben gewerkt als je op 63 jaar wil stoppen, 43 jaar als je stopt op 61 jaar en 44 jaar als je er op 60 jaar een punt achter wilt zetten.

4. Ambtenaren: enkel laatste 10 loopbaanjaren

Ben je loontrekkende of zelfstandige, dan telt elk gewerkt jaar mee voor de berekening van je pensioen, dus ook de beginjaren toen je minder verdiende. De ambtenarenpensioenen worden enkel berekend op basis van de laatste tien, beter betaalde, gewerkte jaren.

5. Meer dan 45 jaar gewerkt = hoger pensioen

Heb je een loopbaan van meer dan de 14.040 gewerkte dagen die nodig zijn voor een volledige carrière, dan leveren de dagen die je meer hebt gewerkt je voortaan ook extra pensioen op. Vroeger was dat niet zo. De dagen werkloosheid na 14.040 dagen tellen niet mee.

6. Gezinspensioen, enkel in de privé

Heeft je huwelijkspartner geen of weinig eigen inkomsten, dan wordt voor de berekening van het gezinspensioen jouw totale loon (geherwaardeerd en begrensd) met 75% vermenigvuldigd en niet met 60%. Dit gezinspensioen bestaat niet voor ambtenaren.

7. Bijverdienen, maar geen extra pensioen

Ook al verdien je nog bij als je met pensioen bent, je pensioenbedrag zal hierdoor niet verhogen. Vanaf 65 jaar of 45 gewerkte jaren staat er wel geen grens meer op dat bijverdienen.

8. Studiejaren afkopen

Zowel in de privé- als in de openbare sector leveren afgekochte studiejaren een hoger pensioenbedrag op. Maar studiejaren afkopen laat je niet toe om vroeger met pensioen te gaan.

9. Pensioen gescheiden echtgeno(o)t(e)

Als ex-partner van een loontrekkende of zelfstandige kan je een rustpensioen als gescheiden partner krijgen voor de jaren van je huwelijk. Als ex van een ambtenaar krijg je dat niet. Maar je kan wel een overlevingspensioen krijgen, als je ex-partner/ambtenaar overleden is.

10. 30 jaar werken voor minimumpensioen

Om te kunnen genieten van een voltijds gewaarborgd minimumpensioen moet je 30 jaar hebben gewerkt, van minstens 208 werkdagen dagen elk. Heb je een gemengde loopbaan als werknemer en zelfstandige, dan worden de gewerkte perioden van elk statuut samengeteld om te zien of je 30 jaar bereikt. Maar de berekening van je minimumpensioen gebeurt enkel op basis van je jaren als werknemer.

11. Waarom is een bedrijfswagen nefast voor uw pensioen?

Heb je je carrière lang een bedrijfswagen van 560 euro, dan zakt je brutoloon van gemiddeld 3.500 euro naar 2.940 euro. Dat zie je niet op je loonbrief, omdat alleen het laagste bedrag weergegeven wordt. Een salariswagen lijkt een win-winsituatie voor werkgever en werknemer, omdat er zo minder belastingen op verloning worden afgehouden, maar kan ook nefaste gevolgen hebben voor je pensioen en werkloosheidsuitkering.

12. Inhoudingen 2de pensioenpijler (groepsverzekeringen)

Volgende inhoudingen gebeuren op het voorziene pensioenkapitaal:
• Een RIZIV-bijdrage op het totale brutobedrag (inclusief winstdelingen): 3,55%
• Een solidariteitsbijdrage van 0% of 1% of 2% (afhankelijk van de grootte van je kapitaal) op het totale brutobedrag (inclusief winstdelingen);
• Een bedrijfsvoorheffing op het brutokapitaal, zonder winstdeling, en verminderd met RIZIV en solidariteitsbijdragen:
o 16,50% op het deel opgebouwd door premies betaald door de werkgever*
o 16,50% op het deel opgebouwd door werknemerspremies voor 1993
o 10% op het deel opgebouwd door werknemerspremies na 1993


*Indien je met pensioen gaat na een volledige loopbaan (45 gewerkte jaren) én je de laatste 3 jaren actief bent gebleven), verlaagt de bedrijfsvoorheffing voor het gedeelte opgebouwd door premies betaald door de werkgever van 16,50 % naar 10 %.

Er dienen ook nog gemeentelijke belastingen (opcentiemen) betaald te worden, die afhankelijk zijn van de gemeente waar je woont. De definitieve afrekening gebeurt in het kader van de belastingaangifte voor het jaar waarin uw aanvullend pensioenkapitaal werd uitbetaald.